“Maar zo leven niet alle dieren”, merkt de jongeman op wanneer hij tijdens de voorlichtingsactie op straat video’s uit de vee-industrie bekijkt. “Niet alle dieren zitten binnen opgesloten, jullie laten een vertekend beeld zien” gaat hij verder. Ik vertel hem dat we veelal standaardpraktijken laten zien en dat uiteindelijk alle dieren in het slachthuis belanden. Wat volgt is een vriendelijk doch moeizaam gesprek. Vanaf het begin is het duidelijk dat hij niet openstaat voor een vegan visie. Later zal blijken waarom.
Op mijn argument dat het niet nodig is om dierlijke producten te eten en de vraag waarom we dan nog steeds dieren doodmaken terwijl we ook plantaardig kunnen eten, komt hij met een veelgehoorde troef: “Maar zonder dierlijke mest kun je ook geen gewassen telen.”
Mijn reactie is dan altijd: “Komt mest van dode of van levende dieren?” Toen was het even stil. Je zag hem realiseren dat zijn argument kant noch wal raakte. Als je de mest van een dier wilt gebruiken voor de akkerbouw, moet je hem júist niet doodmaken, dat lijkt me toch geen hogere wiskunde? 😉
Het excuus dat een luchtje heeft
In Nederland wordt er jaarlijks zo’n 75 miljard kilo mest geproduceerd. Hoeveel?!
Ruim 80% is afkomstig van runderen, 13% komt van varkens en 5% van kippen, kalkoenen en andere diersoorten. Toch zijn het vooral de varkensboeren en kippenhouders die verantwoordelijk zijn voor het mestoverschot, omdat zij vaak geen eigen grond hebben om de mest op uit te rijden.
Waarom zoveel dierenpoep een probleem is
Hoewel dierlijke mest veel mineralen bevat die weer als voedingsstof voor gewassen kunnen dienen, geeft het in zulke enorme hoeveelheden veel meer stoffen af dan planten kunnen opnemen. Het gevolg is dat die onbenutte nutriënten (zoals stikstof en fosfaat) via de bodem in het grondwater, het oppervlaktewater en de lucht terechtkomen, wat veel nadelige effecten heeft.
Zo is dit in veel natuurgebieden een probleem. Hier slaan stikstofverbindingen uit de lucht neer wat de bodem verrijkt, waardoor zeldzame planten die het juist goed doen op schrale grond worden verdrongen door planten die goed gedijen in een voedingsrijke omgeving. Hierdoor verdwijnen ook dieren die van die zeldzame planten leven. Kortom, een directe afname in biodiversiteit dus.
Ook kan op warme dagen een sterke algengroei in wateren ontstaan en is overbemesting een bron van nitraat in het drinkwater. Verder draagt dierlijke mest bij aan het ontstaan van broeikasgassen en daarmee aan de opwarming van de aarde. Klinkt allemaal niet echt fijn hè?
Regels, regels en nog meer regels
Ter bescherming van het milieu is er door de Nederlandse overheid in de loop der jaren een heel stelsel aan regels en wetten in het leven geroepen. Zo heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland maximale gebruiksnormen vastgelegd en zijn er wettelijke bepalingen voor de mesthandel en de afvoer van overschotten opgenomen. De agrarische sector produceert namelijk nog altijd meer fosfaat dan op onze landbouwgrond gebruikt mag worden. Dat moet ergens heen.
Ook wordt er in een aantal gebieden met teveel stikstof bemest. De huidige stikstofcrisis drukt ons nog verder met de neus op de feiten. Volgens het RIVM wordt maar liefst 46% van de stikstofneerslag veroorzaakt door de landbouw, tegenover bijvoorbeeld 11% door verkeer waarvan ruim de helft voor rekening van de zeevaart komt. Tuurlijk is het goed de maximum snelheid op snelwegen te verlagen in een poging de stikstofproblematiek terug te dringen, maar dat lijkt dan slechts een druppel op een gloeiende plaat als je weet dat verreweg de grootste winst elders te behalen valt.
Wat wordt er met al die dampende brei gedaan?
In onderstaande afbeelding zie je de verschillende bestemmingen van mest:
Ongeveer een vijfde deel werd over grote afstanden geëxporteerd naar landen waar wel vraag is naar fosfaat. Het moge duidelijk zijn dat deze transporten gepaard gaan met weer een andere aanslag op het milieu, namelijk een flinke CO2 uitstoot. Zo beland je van de regen in de drup. Daarnaast vormt het ook een enorme kostenpost.
Nog een luchtje
Mest stinkt op meerdere manieren. Volgens minister Schouten fraudeert 1 op de 3 boeren met mest. Er wordt gesjoemeld met facturen, vrachtbrieven en dierregistraties, er wordt grond aangegeven die helemaal niet bij het bedrijf in gebruik is en er wordt illegaal geloosd. Er is zelfs door de NVWA een inval gedaan bij een adviesbureau dat diverse boeren gefaciliteerd zou hebben bij mestfraude.
Je moet weten dat het veehouders veel geld kost om van overtollige mest af te komen. Wellicht was het voor hen in vroegere tijden van kleinschaligheid een lucratieve handel, nu zijn het in elk geval de akkerbouwers die het geld opstrijken door de mest tegen betaling over te nemen. Zo betaalden veehouders in 2015 gezamenlijk een bedrag van maar liefst 386 miljoen euro aan kosten voor mestafvoer, waarvan er 95 miljoen naar akkerbouwers ging.
Bijkomstige kostenpost voor de belastingbetaler: het toezicht op het naleven van al die regels heeft de overheid in 2014 zo’n 27 miljoen euro gekost. Al valt dat toezicht nog behoorlijk aan te scherpen: in 2016 voerde de NVWA slechts 1.230 controles uit op de jaarlijks 950.000 mesttransporten.
Terug naar het gesprek met de jongeman
Het moge duidelijk zijn dat ‘maar dierlijke mest dan’ geen standhoudend argument is in gesprekken die gaan over dierenwelzijn, gezondheid en milieu. Toch weerhoudt het de jongeman er niet van om zijn standpunten verder te stutten. Hierbij neemt hij echter woorden in de mond die ik bij de gemiddelde consument nooit hoor (zoals het gebruik van luchtwassers) en weet hij mij de details over subsidies te vertellen. En dus concludeer ik dat dit een veehouder moet zijn. Maar ik zeg niks.
We praten nog wat verder en wanneer hij aanstalten maakt om het gesprek te beëindigen kan ik het niet laten en vraag ik quasi nonchalant aan hem en zijn vriendin: “Wat voor boerderij hebben jullie?” Beduusd zegt hij dat niet te willen zeggen. Met een beetje vriendelijk aansporen komt het hoge woord eruit en blijken ze varkens en koeien te houden. Op mijn vraag of de dieren ook buiten komen moet hij ontkennend antwoorden. We concluderen dat de video’s op de beeldschermen in elk geval wel representatief zijn en nemen daarna afscheid, waarbij we elkaar beloven de wederzijds aangeraden documentaires te gaan kijken. Wie weet is er toch nog een zaadje geplant.
Hoewel dit soort gesprekken met veehouders niet de gemakkelijkste zijn, helpen ze wel om nader tot elkaar te komen. Ook hoop ik dat ze er een positiever beeld van veganisten of dierenrechtenactivisten aan over houden. Uiteindelijk delen we vaak één essentiële waarde: we vinden het belangrijk dat dieren goed verzorgd worden. Alleen verschillen onze visies over het hoe en waarom als dag en nacht.
Tamara Tervooren
Ondernemer | Op caravanavontuur
Digital nomad, webdesigner en vrijwilliger in vegan activisme. Haar missie is om meer bewustwording in de maatschappij te creëren over waar ons dagelijks voedsel vandaan komt en om mensen te inspireren hoe (h)eerlijk plantaardig eten is. Voor JOIN schrijft zij over haar belevenissen tijdens voorlichtingsacties en geeft ze handvatten om over te stappen naar een plantaardig leven.
19 artikelen | 22 reacties